(Voorplaat:regenboog boven de wolken.)
-------------------------------------------------------------------------------------------------
Inhoud:
-
Het verhaal van Boeddha en de Kat. (In
twee verhalen. )
-
De Idealen van de mens zijn voordurend in beweging ~H.P. Blavatsky
-
Broederschap
nr.509 ~Agni Yoga serie
-
Zegen je energieën (~ The Pulse of Life ~ Dane Rudhyar)
-
De dood - een
poort naar het Licht ~ Grace F. Knoche
- Wet van Fysica- Wet
van Samenwerking ~Agni Yoga-serie
‘Oneindigheid II’
-
Vervolgverhaal HPB, “Met Mevrouw Blavatsky
naar de de Vesuvius”.
Deel 2 – Een onrustige nacht.
* * *
Het verhaal van Boeddha en de Kat.
In twee verhalen.
Verhaal I
De Boeddha riep alle dieren bij hem toen hij bereid was om de aarde te verlaten en de hemel binnengaan.
Alle dieren kwamen.
Echter naar de stervende Boeddha te kijken maakte het erg moeilijk voor alle dieren.
Geleidelijk aan verlieten alle dieren, in diepe wanhoop, de plek.
Het was alleen de kat die bij de Boeddha was gebleven.
En ja, toen de Boeddha stervende was, zei hij ..... de kat zal met mij meegaan naar de hemel ..
Het andere verhaal (door Coatsworth)
Verhaal II
Een kat met de naam Good Fortune werd in een arm gezin van een kunstenaar geadopteerd. Een nabijgelegen Boeddhistische tempel vroeg de artiest de dood van de Boeddha te schilderen.
De monniken hadden gevraagd om alle dieren te schilderen rondom de Boeddha. Zodat hun dicht bij hem zouden zijn.
De kunstenaar merkte op dat de eervolle, prachtige en nobele kat niet was opgenomen in het schilderij, omdat geleerd werd dat een kat te veel trots en een gevoel van superioriteit had.
En zo werd de kat niet meegeschilderd in het schilderij of zelfs maar in de buurt van de Boeddha.
Zodra het schilderij voltooid was, merkt Good Fortune (de kat) de afwezigheid van een kat in het schilderij en wordt zeer triest. Diep geraakt door haar verdriet, schilderde de kunstenaar stilletjes een kleine kat in de hoek van het schilderij. Hij wist dat dit de monniken zou mishagen.
De muurschildering werd uiteindelijk geleverd en zeer geprezen door de monniken, totdat zij de aanwezigheid van de kat opmerkten. Het schilderij werd vervolgens volledig door hun afgewezen. De kunstenaar verliet de tempel in ongenade.
Later op de avond hoorde de kunstenaar het nieuws van een wonder.
Aangekomen bij de tempel vond hij de muurschildering dat op wonderbaarlijk wijze was veranderd. De stervende Boeddha had zijn hand in zegen uitgestrekt over een kleine witte kat die naast hem zit.
Bij het zien van wat de schilder had gedaan, voltooide Good Fortune zijn levenstaken en stierf van geluk.
Bij haar graf staat een perzikboom met een bel eraan vastgeknoopt.
De omgeving kan het woord “Rejoice" horen als de bel luidt.
Er wordt gezegd dat op het einde de Boeddha, in zijn zegen, de kleine kat met zich meenam naar de hemel. En daar - in de Ashram - woont de kat.
--- * ---
De Idealen van de mens zijn voordurend in beweging
~ H.P.
Blavatsky ~
Uit: Adyar Pamflet
nr. 68 , 1916
uit Lucifer deel V.
1889
Vertaling: A.M.I.
In een wereld van illusie waarin de wet van evolutie werkzaam
is, kan niets natuurlijker zijn dan dat de idealen van de Mens – als onderdeel
van het totaal of de mensheid – voortdurend in beweging zijn.
Als onderdeel van de Natuur rondom hem, die Veelvormige,
steeds veranderende Natuur, waarvan ieder deeltje onophoudelijk getransformeerd
wordt, terwijl het harmonieuze lichaam
als één geheel steeds hetzelfde blijft, zo verandert de mens ook voortdurend
net als deze deeltjes, fysiek, intellectueel, moreel, spiritueel.
------------------
Broederschap nr.509 ~Agni
Yoga
In het Oosten dachten de mensen aan een noordelijke
Shambhala, die zich als de aurora borealis openbaarde.
Er bestond ook een legende, dat er op het hoogste punt van de
noordpool een vaandel geplaatst zou worden.
Zo gaan tradities in vervulling; en men kan in de verre
toekomst blikken wanneer, door verschuiving van de aardas, nieuwe landen
ontdekt zullen worden, die nu verborgen zijn.
Ik heb al over blootleggen van de toendra’s gesproken.
Ik prijs hen, die in de toekomst schouwen.
***
Een onbeschrijfelijk pandemonium volgde. Een
hand greep haar ruw beet en voor ze het besefte was zij in één van de beide
boten op het achterdek geduwd, die in ijltempo te water werd gelaten. In het
vallende duister kon ze niet precies onderscheiden met hoevelen ze in de sloep
zaten, het leek ongeveer een man of twaalf. ‘Waarom die haast?’, protesteerde
Helena. ‘Er zijn misschien nog anderen die we kunnen oppikken!’, want de
bemanningsleden in de sloep hadden zich met kracht aan de riemen gezet. ‘Geen denken aan!’ ‘Weg moeten we, zo
gauw mogelijk!’ De brand is vlakbij de kruidopslagplaats!’, antwoordde één van
de mannen. Helena kon haar ogen niet afhouden van het kleine stoomschip
Eumonia, waarin ze die morgen nog in alle rust van Piraeus was vertrokken met
bestemming Egypte. De vlammen grepen daar steeds meer om zich heen. Dan was er
een witte vuurbol, die leek weg te schrompelen naar een zwart punt, dat enorme
afmetingen begon aan te nemen. Een dreun, die nog bleef nazinderen en die haar
een felle pijn in de trommelvliezen gaf, werd onmiddellijk gevolgd door een
luchtstoot en de misselijk makende lucht van kruitdamp… Even later kwam er een
regen van brokstukken op hun sloep neerdalen.
Zegen je energieën
(~ The Pulse of Life ~
Dane Rudhyar)
Kijk verder dan jezelf.
Re-organiseer uw
wensen,
Her-polariseer je
emoties,
Her-oriënteer je
impulsen.
Je energieën zijn
niet van jou.
Je houdt ze in
vertrouwen voor de mensheid als geheel.
Zorg ervoor dat ze
een doel dienen dat groter is dan je kleinheid,
groter dan uw huis en
familie.
Wijd hen toe aan het
Grotere Geheel
~ * ~
* De dood - een poort naar het Licht *
Uit: Duizend lichten aansteken - Grace F. Knoche
De dood is niet het tragische einde van een leven; ze is in
feite een open poort naar het licht – zowel voor hen die naar de ‘andere oever’
reizen, als voor diegenen van ons die hier moeten doorgaan met het leven.
Wat weten we weinig van die geheimzinnige gebieden waar ons
bewustzijn ’s nachts tijdens de slaap binnengaat en die het na de dood van het
lichaam voor langere tijd betreedt.
En toch volgen we deze cyclische wegen alsof we magnetisch
daarheen worden aangetrokken, ongeveer zoals vogels duizenden kilometers
migreren door magnetische krachtlijnen te volgen.
Op dezelfde manier vinden wij mensen na misschien honderden,
zelfs duizenden, jaren van migraties op de innerlijke gebieden van de natuur,
keer op keer feilloos onze weg terug naar de aarde.
De slaap accepteren we probleemloos, dankbaar voor onze
nachtrust; maar we hebben het gevoel dat de dood iets anders is.
Verstandelijk gezien kunnen we dit misschien aanvaarden als
de manier van de natuur om haar levenskrachten te herstellen, dat het bevrijden
van de zie
van een ziekelijk en oud lichaam een zegen is, en dat er
zonder periodieke veranderingen van vorm geen continuiteit van innerlijke groei
zou kunnen zijn.
Maar toch, wanneer de dood komt is dat altijd een schok: we
voelen ons in de ban van een kracht die veel groter is dan die we kunnen
begrijpen; we voelen de onomkeerbaarheid ervan, dat alle hoop is vervlogen om
de niet uitgesproken gedachte met de ander te delen.
En toch worden we mild gesteund door een diepe vrede, een
toestromen van kracht, een atmosfeer van kalme geruststelling dat de banden die
ons verbinden met degenen van wie we houden even onsterfelijk zijn als het hart
van het zijn.
~ * ~
Wet van Fysica- Wet van Samenwerking
Agni Yoga-serie
‘Oneindigheid 2 , nr 433.
"Elkaar
tegenwerkende krachten heffen elkaar op.
Krachten
die parallel en gelijk gericht zijn, werken in hun totaliteit effectief
en
elkaar tegenwerkende krachten nemen in kracht af in verhouding tot de
afwijkende hoek.
Waarom
kunnen mensen niet erkennen dat deze fundamentele wet van de fysica ook een
fundamentele wet van samenwerking is!"
-------
Vervolgverhaal:
Met mevrouw Blavatsky naar de Vesuvius
Door J. J. de Kler
Deel 2 – Een onrustige nacht
De zeelucht voerde een geur van verre olijfbomen naar het
schip. Helena keerde zich af van de plek waar de zon net was ondergegaan. Daar,
heel in de verte, achter de bergen van Peloponesos, in het verre Italië moest
zich ongeveer het aloude Cumae bevinden. In die richting was de lucht nog roze
gekleurd. Zich omkerende zag zij de rotsen van de meest nabije eilanden in
dezelfde tint oplichten. Het werd kil en ze wilde naar haar hut gaan op het
achterdek. Plotseling zag ze de reling naast haar glimmen door een flakkerend
schijnsel dat niet van de zonsondergang afkomstig kon zijn. Achter haar was een
vlam zichtbaar geworden die langs de voorste mast omhoog lekte en door de wind
naar de lijzijde werd afgebogen… Toch begon ze al duidelijk een brandlucht te
ruiken. Meteen hoorde ze het geluid van vele voeten en de kreet ‘brand!’.
H. P. B. wierp de
dekens van zich af en ging rechtop in bed zitten. Het was weer het oude liedje.
Een nachtmerrie, veroorzaakt door een traumatische ervaring nu zo’n veertien
jaar geleden in Golf van Nauplia, toen ze op weg was naar Egypte. Dergelijke
oude herinneringen, daterende uit de tijd van vóór haar inwijding in Tibet kon
zelfs zij maar moeilijk van zich afzetten. Zij luisterde: daar was alweer een
explosie! Waarschijnlijk speelde de Vesuvius weer eens op.
Of het was een zomeronweer. Niets om zich zorgen over te
maken. Ze draaide de lamp naast haar bed wat hoger, rolde een sigaret en keek,
rokende, met voldoening naar de stapel manuscripten waaraan zij de vorige dag
de laatste hand gelegd had.
De
verdwenen documenten
De laatste maanden had zij stug doorgewerkt aan haar
autobiografie, zoals die zich afspeelde in India, een boeiend verslag, dat zich
als een spannend reisverhaal laat lezen, ondanks de lijvige omvang van bijna
750 pagina´s. Met de titel vanuit de grotten en oerwouden van Hindostan zou het
zeker een goed verkoopbaar boek worden, overdacht zij. Morgen moest de laatste
aflevering op de post. En zo gebeurde het ook, zij was die tijd niet alleen
geweest in het kille hotel Vesuvio in El Greco. Franz Hartmann had afscheid van
haar genomen, zodra hij geconstateerd had dat zij goed en wel onder de pannen
was. Franz was nu natuurlijk al lang en breed bij zijn familie in Duitsland.
Maar haar bediende Babaji en Mary Flinn waren nog steeds bij haar.
De volgende ochtend riep ze onmiddellijk Mary bij zich en gaf
uitvoerig instructies om het manuscript zorgvuldig in te pakken en het laatste
hoofdstuk, zoals gebruikelijk te sturen naar haar uitgever in Rusland. Mary
repte zich naar haar kamer met alle documenten om pakmateriaal bijeen te
zoeken.
Daarna zorgde zij voor het inpakken en adresseren. Babaji zou
daarna voor de verzending op het postkantoor in Napels zorgen. Wat ging er
verkeerd?
Het pak is blijkbaar nooit aangekomen. Hàd Mary het niet goed
geadresseerd? Helena vond dat ze maar leeghoofdig was. Het enige waarmee men
haar belangstelling kon opwekken was een gesprek over de laatste mode. Maar
daarvoor was ze nu eenmaal een jong meisje. Wat kon men anders van haar
verwachten?
Had Babaji, de India’se bediende, het niet goed op de post
afgeleverd? Of had iemand op het postkantoor ermee gesjoemeld? Was er misschien
zelfs opzet in het spel? Na de publicatie van haar clandestiene bezoek aan
Tibet in Isis Ontsluierd, had de Geheime Dienst in India haar nooit vergeven,
dat ze deze dienst te slim af geweest was en hen voor schut gezet had. Meer dan
ooit had bij het Foreign Office de vaste overtuiging postgevat dat mevr.
Blavatsky niet anders dan een gewiekste Russische spion was, die op alle
manieren moest worden tegengewerkt en in ieder geval in het oog gehouden.
Helena begreep dat heel goed. Ze was al helemaal gewend geraakt aan het idee
dat agenten van de contraspionage haar doen en laten in de gaten hielden. Het
deerde haar weinig.
Het meest beducht was zij nog voor infiltratie van de
Theosophical Society door onbetrouwbare elementen uit die sferen. Haar
tegenwapen daarvoor was de ‘Inner Circle’. Dat er ook nu wellicht een geheim
agent in de buurt zou kunnen zijn, die moeite nam om zorgvuldig de gangen na te
gaan van iemand die aan reumatiek leed, vond ze alleen maar komisch. Zo’n agent
zou natuurlijk er wel achter zijn gekomen dat ze het grootste deel van haar
dagen doorbracht met schrijven. Ze realiseerde zich echter niet, dat hij dat
zou kunnen opvatten als het schrijven van een rapport aan haar opdrachtgevers.
Zodra hij had vastgesteld dat het geadresseerd was aan een instantie in
Rusland, was er alle aanleiding om het rapport te onderscheppen en geruisloos
te laten verdwijnen.
Er zou immers een boodschap in code vervat kunnen zijn in elk
ogenschijnlijk onschuldig manuscript. Was dat hetgeen gebeurd was?
In die tijd was alles mogelijk. Het vervoer ging lang niet
altijd per trein. Wilde men naar Genua, waar alle spoorlijnen begonnen naar
Noord, Oost en West, dan kon men het beste de boot nemen, anders was men
veroordeeld tot de postkoets, die men trouwens ook aantrof in Zwitserland, waar
ze gelukkig wel betrouwbaar waren. Hoe dan ook, het laatste hoofdstuk van
‘Vanuit de grotten en jungles van Hindostan’ is, ondanks uitgebreide
nasporingen, nimmer meer boven water gekomen.
Gelukkig verkeerde Helena over deze ongelukkige afloop in
zalige onwetendheid. Ze was opgelucht, want een belangrijk werk was achter de
rug. De lente was uiteindelijk toch warm geweest zodat haar reumatiek een stuk
beter was. Het was nu bijna augustus. Plotseling voelde zij zich weer energiek
worden. De oude zin om verder te reizen kwam weer boven. Nu het werk gedaan was
en de resultaten op de post, zag ze eigenlijk geen noodzaak om hier verder te
blijven rondhangen. Ook bij Babaji en vooral bij Mary Flinn had ze trouwens al
eerder duidelijk tekenen van ongedurigheid opgemerkt. Zelf vond zij trouwens
dat nu de tijd gekomen was om zichzelf weer eens een beetje te verwennen. De
volgende dag ging het gezelschap op weg naar Rome, waar kamers geboekt werden
in het Hotel Anglo-Americain.
Een
comfortabel hotel in Rome
Het was een hotel 1e klasse met vele kamers, gelegen aan de
Via Frattina 128. Deze loopt van de Via del Corso, waar vroeger in carnavalstijd
paardenrennen werden gehouden, langs de 1,5 km lange hoofdstraat van Rome dus,
naar de even beroemde Piazza di Spagna. Twee straten verder naar het Noorden
vindt men de Via Condotti. Daar, op nummer 86 is het vermaarde ‘Caffe Greco’,
waar men bijna altijd bekende persoonlijkheden kan aantreffen, die er
beschouwelijk hun drankjes slurpen; en zo vond Helena om die een of andere
reden toch ook hier weer ‘El Greco’ in de buurt… Pal tegenover de ingang van de
Via Condotti kijkt men op naar de monumentale trap die langs gezellige
kraampjes omhoog voert naar de S. Trinità ai Monti.
Een beter verblijf in Rome had men zich moeilijker kunnen
denken! Ook voor de metgezellen van mevr. Blavatsky moet het hier een hemel
geleken hebben na het eenzame en woeste Torre des Greco. Alles werkte nu mee.
Het weer liet zich van de beste kant zien. Dikwijls moet Helena, al of niet met
parasol gewapend, langzaam en waardig over het Corso zijn voortgeschreden.
Welke
rol speelde het corso in de T.V.?
Wat voor geheimzinnigs zit er eigenlijk voor Theosofen in dit
Corso? Want op ditzelfde Corso, waar zoëven mevrouw Blavatsky voortging,
onbekommerd genietend van het heerlijke klimaat en een dolce far niente, heeft
immers later de ontmoeting plaats tussen Charles Leadbeater en de Graaf van St.
Germain. Leadbeater beschrijft dit aldus in zijn boek De Meesters en het
Pad: ‘Ik ontmoette Hem onder heel gewone
omstandigheden (zonder enige afspraak en net alsof het toeval was) terwijl Hij
het Corso in Rome af kwam wandelen, gekleed zoals elk ander ‘Italiaans Heer’.
Hij nam mij mee naar de Tuinen van de Pinciana heuvel, waar wij voor meer dan
een uur zaten te praten over de vereniging en haar werk; of misschien behoorde
ik te zeggen dat Hij sprak en ik luisterde, ofschoon ik antwoordde wanneer Hij
mij vragen stelde.’
Dat was in 1901. De Graaf van St. Germain en Leadbeater zijn
dus waarschijnlijk vanaf het Corso de eerder genoemde trap opgegaan naar de
S.Trinità, om daarna de lommerrijke eikenlaan te volgen die omhoog voert naar
de pincio. Hier vond men doorgaans een bonte menigte die verpozing zocht
temidden van groen en bloemen.
Stellig zullen beide heren vanaf een bank het uitzicht
bewonderd hebben over Rome, met in de verte de koepel van de St. Pieter. Het is
zeker curieus dat drie zo prominente persoonlijkheden uit de wereld van de
theosofie, dezelfde wijk in Rome hadden uitverkoren. Wat Leadbeater betreft:
hij was nu eenmaal een geestelijke, die ook later een eigen kerk stichtte: The
Liberal Catholic Church; en de Graaf had zelfs het predikaat ‘St’ voor de naam,
zodat ook bij hem het niet zo verwonderlijk was om hem in Rome aan te treffen.
Als diplomaat was hij dikwijls actief. Best mogelijk dat hij in de Vaticaanse
wereld probeerde een of andere zaak in goede banen te leiden door op de juiste
plaats een zekere druk uit te oefenen.
Dat hij in Italië verbleef was op zichzelf niet zo vreemd
want er zijn berichten, dat hij in 1867 in Milaan een bijeenkomst van de Groot
Loge bijwoonde.
Maar mevr. Blavatsky? In Isis Ontsluierd en in De Geheime
Leer zijn uitspraken te vinden waaruit blijkt dat ze niet zó erg vleiend dacht
over het Rooms katholieke geloof. Vanwaar dan haar verblijf in Rome, zult u
vragen
Het
antwoord is tweeledig. In de eerste plaats:
Rome heeft twee aangezichten. Er is geen stad ter wereld waar
zoveel bewaard gebleven is van het verre verleden, naast de overblijfselen van
de meer recente geschiedenis nà Christus.
Zo kan men binnen de stadskern nog altijd vinden:
Het Pantheon, met een speciale verbinding met de astrale
wereld, gewijd aan Mars en Venus, maar ook aan alle andere goden van het oude
Pantheon; de tempel van Mithras onder de kerk van San Clemente; de opmerkelijke
Piramide van Caius Cestus enz. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat de eigenlijke
stadskern in wezen ‘Heidens’ is en blijft.
In de
tweede plaats:
Vrijmetselarij in Rome? Ja!
Leadbeater vertelt in een van zijn boeken, hoe de
Vrijmetselarij reeds lang geleden naar Rome werd overgebracht door soldaten van
de legers van Vespasianus en Titus. Het ging toen onderdeel vormen van z.g.
‘Romeinse collegia’.
Deze gaven de leer en het ritueel weer door aan de Comancini
en andere geheime organisaties.
Maar dat is allemaal lang geleden zult u zeggen. Door de
pausen is dat natuurlijk al lang uitgeroeid, want het is overbekend dat die
niet zoveel zagen in de vrijmetselarij, omdat ze daarin een concurrent zagen
voor de kerk. Naarmate de mensen meer leerden om voor zichzelf te denken,
werden dit soort organisaties voor hen immers steeds gevaarlijker.
Of bleven er misschien toch hier en daar van die organisaties
over? Je weet het tenslotte maar nooit met die geheime secten. Bovendien
bestond er reeds lang een organisatie zoals de Ridders van Malta, die in Rome
officieel geaccepteerd werden, die goede betrekkingen onderhielden met b.v. de
Engelse vrijmetselaars. Dit blijkt daaruit, dat Ridders van Malta reductie
kregen bij de Schotse ‘Old Lodge’ in stirling, welke reductie gelijk was aan
die voor ‘Super Exellent Masons’. Dat was in 1745. In 1798 werden de Orde van Malta
verdreven door Napoleon, waarna ze zich vestigde in Rome.
Nog in 1834 werd een nieuw statuut van die Orde goedgekeurd
door de heilige Stoel, waarbij de Souvereine orde van Malta als een Souvereine
Staat werd beschouwd, met het recht om diplomaten aan te stellen en ridderorden
te verlenen. Het hoofdkwartier van de Orde werd in Rome gevestigd in een
aristocratische buurt, in het Pallazzo di Malta. Waar precies? Waar anders dan
in de Via Condotti, in het voorgaande reeds genoemd, de straat dus, die uitkomt
op het Corso en die vlak bij de straat lag waar mevr. Blavatsky haar hotel had
gereserveerd. Het blijkt dus dat drie ons bekende vrijmetselaars:
1. Mevr.
Blavatsky (houdster van een diploma van ‘Ancient and primitive rite of
Masonry’,
2. C. W.
Leadbeater (die zelfs op de omslag van zijn boeken liet drukken ‘33’ om aan te
geven dat hij vrijmetselaar was),
3. De Graaf van
St. Germain (volgens Leadbeater is deze ‘het Hoofd van alle ware Vrijmetselaren
over de gehele wereld’), alle drie de voorkeur gaven aan de omgeving van de Via
Condotti, m.a.w. aan de nabijheid van een Hoofdkwartier dat sympathiek stond
tegenover de vrijmetselarij. Dit werpt natuurlijk een speciaal licht op alles.
Had men behoefte aan contact met dit Centrum?
Wat mevr. Blavatsky betreft: haar diploma vereist nog enige
toelichting. Het werd haar verleend in nov. 1877, op grond van haar grote
verdiensten en haar grote kennis van alle zaken de vrijmetselarij betreffende.’
De rang die haar werd toegekend was die van: ‘Gekroonde
Prinses van de 12’. Men zou het kunnen beschouwen als een titel ‘Honoris
Causa’. In het certificaat wordt zij vermeld als: ‘The illuminated enlightened
brother H. P. Blavatsky’.
Hieruit blijkt nog eens dat zij in feite was opgenomen in een
Loge die eigenlijk alleen voor mannen bestemd was, maar die voor haar een hoge
uitzondering maakte. In de loop der eeuwen is dit misschien driemaal
voorgekomen. Het kwam ook wel voor dat men een koning van een land deze hoge
eer waardig keurde. Dit gebeurde altijd als een blijk van bijzondere
waardering. Toch waren aan het diploma inderdaad alle rechten verbonden die ook
golden voor de in een Loge voortdurend werkzame leden.
Nu kunnen wij ons gaan afvragen, wat voor reden HPB gehad zou
kunnen hebben om in het jaar 1885 contact te maken met de Orde van Malta.
Was er
een Malta-Connectier?
Als wij daarnaar willen speuren, kunnen wij meteen gaan naar
het allereerste begin van de Theosophical Society. Nauwelijks was deze Society
gesticht, of een zekere baron Von palm werd lid, om vrijwel meteen daarop
gekozen te worden tot bestuurslid in het z.g. ‘Council’. Dat was in Maart 1876.
Deze baron was geboren in Augsburg, in Beieren en hij had het recht om o.a. de
titels te voeren van: Groot Commandeur van het Kruis van de Souvereine Orde van
het Heilige Graf, benevens: Ridder van Sint Jan van Malta.
In de tweede plaats kunnen wij ons afvragen, of de reeds
genoemde Graaf van St. Germain niet eveneens een relatie met Malta had. Mevr.
Blavatsky liet zich altijd met grote waardering over hem uit. Aan het
voorgaande kunnen wij nog toevoegen, dat blijkbaar Dr. Annie Besant ergens
schijnt te hebben verklaard dat ook zij St. Germain zou hebben ontmoet.
Misschien zouden wij moeten zeggen: ‘een Graaf van St.
Germain’, want wij kunnen niet uitsluiten dat er onder de zes geslachten St.
Germain die er alleen al in Frankrijk bestaan, er één is geweest die
achtereenvolgens een ‘dienstdoende’ graaf van St. Germain leverde. Van de Graaf
van St. Germain wordt bericht, dat hij in 1749 benoemd werd tot ‘Groot Hospitaliet
van Malta’. Eerder, n.l. in 1737, werd hij benoemd tot Gezant van Malta.
Ook Graaf Cagliostro bezocht Malta. Van hem wordt o.m.
bericht dat hij samenwerkte (ofschoon de samenwerking niet altijd even vlot
ging), met St. Germain, wat onder meer zou zijn gebleken doordat zij dezelfde
loge gebruikten in Ermenonville, even ten Noorden van Parijs. Dat zou zijn
geweest net even voor de Franse revolutie.
Was Cagliostro de
onechte zoon van de Maltezer ridder?
Toen Cagliostro Malta bezocht, was daar als Grootmeester aan
het bewind Zijne Hoogheid Emanuel Pinto de Fonseca, Prins van Malta, meestal
meer familiair aangeduid met ‘Pinto’.
De verstandhouding tussen Cagliostro en Pinto was bijzonder
hartelijk wat eigenlijk vreemd was, want Pinto was nu niet direct een
voorstander van de Vrijmetselarij, om het zacht uit te drukken, vooral niet
omdat Pinto van paus Urbanus VIII de titel van Eminentie had gekregen. Pinto
kon op zijn vingers natellen dat Cagliostro de Vrijmetselarij, die op Malta al
bestond vanaf 1730, verder zou promoten, met zijn eigen speciale, Egyptische
ritueel, vooral natuurlijk onder de Maltezer Ridders.
Wat nog vreemder was: Cagliostro had Pinto verteld dat hij,
speciaal voor hem, een tonicum zou brouwen, zodat de Groot Meester tot in
lengte van dagen gezond zou kunnen blijven. Zo’n tonicum, dat we tegenwoordig
heel gewoon vinden en bij de drogist plegen in te slaan tegen
‘voorjaarsmoeheid’ enz., heette vroeger geheimzinnig een ‘Levenselixer’. Dat
Pinto braaf en argeloos het drankje van Cagliostro slikte, geeft te denken.
Vooral in die tijd draaide men zijn hand er niet voor om, ongewenste lieden met
behulp van vergif uit de weg te ruimen… Het was overduidelijk dan Pinto een
absoluut vertrouwen in Cagliostro stelde. Er gingen dan ook geruchten, dat
Cagliostro een onwettige zoon van Pinto zou zijn. Maar het verslag van Goethe
dan, in zijn ‘Italienische Reise’? Die beschreef uitvoerig hoe hij de ‘ouders’
van Cagliostro op Sicilië, de familie Balsamo, een bezoek had gebracht.
Maar waren dat zijn ouders? Of gewoon zijn pleegouders?
Waarschijnlijk toch het laatste. Sicilië en Malta zijn tenslotte zo dichtbij
elkaar, dat je het contact zelfs per roeiboot zou kunnen onderhouden. En
Cagliostro ging meermalen naar Malta.
Uit het
voorgaande kunnen wij drie dingen concluderen:
1: Het drankje van
Cagliostro was inderdaad goed, want Pinto bleef actief tot hij een eind in de
negentig was, zeer behoorlijk voor die tijd, vooral als men nagaat dat hij
zware tegenstand te verduren kreeg in zijn laatste jaren.
2: Cagliostro was
dus hoogstwaarschijnlijk wel degelijk van adellijke afkomst en verwant aan een
oud Portugees geslacht. Goethe vergiste zich dus, toen hij dacht, dat
Cagliostro uit een zeer eenvoudig Siciliaanse familie stamde.
3: Malta was, ook
dank zij hem, geworden tot een centrum van Vrijmetselarij en andere, meestal
geheime, occulte organisaties.
(wordt vervolgd)
----------------
----------------